In 1906 verhuisde Alfred naar Alberta om uiteindelijk in Edmonton te gaan wonen en een gezin te stichten. Hij werd algemeen directeur van een olie en asfalt maatschappij en als zodanig opgenomen in de Canadese who’s who uitgave’s vanaf 1912. Daarin ook de vroegste foto die we van Alfred hebben.
Voordat Alfred zich in Edmonton vestigde, heeft hij het ongerepte noordelijke gedeelte van de provincie Alberta verkend. Hierbij was hij op zoek naar het benutten van natuurlijke rijkdommen zoals hout, olie, goud, asfalt en andere mineralen.
In 1909 maakte hij een reis naar het Peace river gebied ondermeer om het bos te inspecteren voor houtkapmogelijkheden. Naast hout vond hij goud, asfalt en andere mineralen. Alfred kondigde aan met zijn broer Charles spoedig weer een nieuwe reis te gaan maken.
Vanaf 1910 maakte hij veel exploratie-tochten naar Fort McMurray en Fort McKay. Omdat er nog geen spoorweg lag, moest er vanaf Athabasca Landing (huidige Athabasca) via de rivier gereisd worden. Hierbij moest een gevaarlijke stroomversnelling gepasseerd worden (Grand-rapids) waar regelmatig mensen verdronken als hun boot op de rotsen liep.
Alfred realiseerde zich dat de stroomversnelling ook gebruikt kon worden als waterkrachtcentrale. Hij vormde een syndicaat en claimde in september 1910 de waterrechten van dat deel van de Athabasca rivier, vlak voordat de ingenieur van Edmonton er arriveerde met hetzelfde doel. Een juridische strijd met de stad Edmonton volgde waarin Alfred uiteindelijk het onderspit moest delven.
Al de aandacht voor de Athabasca rivier leverde wel een andere bijvangst op. In 1910 verhuisde de familie Milburn van Detroit naar Athabasca Landing. Een van de dochters van het gezin heette Lottie (vernoemd naar moeder Charlotte). Alfred en Lottie leerden elkaar kennen en trouwen het jaar daarop. Ze gingen wonen in het centrum van Edmonton op 524 6th street en kregen twee kinderen, dochter Eva en zoon Milburn Alfred.
Op een brandveiligheidskaart van de firma Sanford is te zien dat het een houten huis was met een veranda en een schuurtje (garage ?) in de tuin. Alfred had namelijk de beschikking over een auto, wat in die tijd zeker nog geen gemeengoed was. Hij heeft ook de primeur dat hij in 1911 een veroordeling kreeg vanwege ondeugdelijke verlichting van zijn auto. Op een ansichtkaart van 6th street is te zien dat de wegen primair aangelegd waren voor paard en wagen met verhoogde trottoirs.
Alfred was een groot voorvechter van de komst van een spoorlijn naar Fort McMurray en heeft daarvoor samen met broer Charles en een aantal anderen, in 1913 een spoorwegmaatschappij opgericht (de Calgary en Fort McMurray Railway Company) toen de overheid een al geplande spoorlijn wilde stopzetten.
Naast het zoeken naar olie en asfalt in de omgeving van Fort McKay, ontwikkelde Alfred zich als onroerend goed makelaar. Hij speculeerde op de toekomstige ontwikkeling van Fort McMurray als belangrijk transportknooppunt. Hiervoor verkreeg hij grondrechten die hij wilde doorverkopen aan beleggers in Edmonton. Hij noemde zijn toekomstige wijk alvast Violette Estate met als hoofdstraat de Violette Avenue.
Alfred was overtuigd dat dit een succes moest worden. Een aantal van zijn broers waren al over gekomen naar Canada. Zowel Thomas, Charles, Frank en Joseph woonden in Edmonton. In het archief van de landaanvragen van Alberta staat in 1912 ook een aanvraag van broer Leonard en vader Samuel om in Fort McMurray te gaan wonen. Alfred was van plan om een Violette Estate te gaan ontwikkelen waarbij zijn hele familie met hem mee verhuisde.
Helaas kwamen zijn verwachtingen niet uit. De geplande spoorlijn liet op zich wachten en de verkoop van onroerend goed viel tegen. Alfred besloot dat het tijd was voor een nieuwe periode in zijn leven en verhuisde met zijn gezin naar Detroit, vlakbij de geboortegrond van zijn vrouw Lottie. De exacte datum is lastig te reconstueren. Zoon Milburn zal later aangeven dat hij in november 1913 naar Detroit verhuisd is. Alfred blijft echter zeker nog tot 1914 actief in Edmonton.