Het Violette syndicaat is opgericht op basis van het verhaal van de goudvondst van Alfred Violette. Een verhaal dat zo geloofwaardig overkwam, dat hij een groep ervaren internationale investeerders in 1934 overhaalde om te participeren. In eerste instantie Amerikaanse investeerders, later raakte het Nederlandse mijnbouwbedrijf Billiton betrokken.
In de notulen van de raad van commissarissen van Billiton in 1934 wordt aangegeven dat Violette al zes jaar bezig is met het verkrijgen van een concessie en dat hij als “lumber man” actief was geweest in Australisch Nieuw Guinea.
Bij zijn bezoek aan het ministerie van kolonieen in december 1931 vertelde hij een identiek verhaal
Feit is dat Alfred Violette in 1928 een bezoek bracht aan Borneo in het toenmalige Nederlands Indie. In Amerikaanse passagierslijsten die de aankomst vanaf buitenlandse bestemmingen vastleggen, zijn drie buitenlandse reizen van Alfred Violette terug te vinden. Zijn reis in 1928 naar Borneo en daarna twee bezoeken aan Nederland in 1931 en 1934.
Zijn reis in 1931 is een reis naar Nederland waarin hij probeert een concessie te krijgen voor mijnbouw op Nieuw Guinea. Hij claimt op dat moment al in Nieuw Guinea geweest te zijn. Als hij dus Nieuw Guinea bezocht heeft, moet dat betrekking hebben op de reis van 1928. Dat komt ook overeen met de notulen van Billiton die in 1934 vastleggen dat het bezoek van Violette als “lumber man” zes jaar geleden plaats had.
Op de passagierslijsten zijn ook paspoort gevens te vinden. Deze bevestigen de reishistorie zoals die blijkt uit de immigratie archieven. De eerste afgifte van zijn paspoort was op 7 Juli 1928 vlak voor vertrek naar Borneo. Voor zijn reis in 1931 was het paspoort verlopen en liet hij het in Washington verlengen.
De reis naar Borneo is vrij nauwkeurig reconstrueerbaar. Violette was in gezelschap van drie anderen (vader en zoon Garson en Donaldson-Aiken) waarbij ze via Hong Kong naar Java en Borneo reisden. De Hong Kong Daily Press vermeldt de aankomst in Hong Kong op 20 Augustus met het schip “Empress of Russia”.
Na terugkomst uit Borneo geeft het gezelschap een interview aan een lokale krant op Java begin oktober. Daarna splitst het gezelschap waarbij ieder zijn eigen weg gaat en waarbij Violette op 8 oktober een boot naar Sydney neemt om vanaf daar terug naar Amerika te reizen.
Het schip maakt een tussenstop op Thursday Island op 16 oktober. Alfred is daarbij niet van boord gegaan. Bij aankomst in Sydney op 24 oktober heeft hij zich geprofileerd als lumberman, wat overeenkomt met zijn beschrijving aan de raad van commissarissen van Billiton. Maar hij doet zich een stuk belangrijker voor dan hij daadwerkelijk is.
Violette is op zaterdag 27 oktober vertrokken uit Sydney en heeft dus maar 4 dagen doorgebracht in Australie. Hij zou in die tijd dus Australisch hardhout bestuderen met assistentie van het Forestry Department volgens het interview aan The Sun.
De drijvende kracht achter het Forestry Department was Charles Lane-Pool die benoemd was tot bosbouw inspecteur generaal. Hij had in 1925 een rapport gemaakt over de bosbouwmogelijkheden in Nieuw Guinea. Zijn aanbevelingen om dit verder te ontwikkelen kwamen vanwege ontbreken van budget, niet van de grond. De centrale overheid verwees naar lokale budgetten die in het geval van Nieuw Guinea en Papua vrijwel nihil waren. Zelfs over de kosten van het printen van zijn rapport was discussie ontstaan.
Er was in 1928 geen centrale of lokale afdeling bosbouw die de beschikking had over een eigen vliegtuig. De eerste keer dat er met gebruik van een militair toestel een luchtverkenning werd gedaan om bos te inspecteren was in 1930.
En zelfs bij beschikbaarheid van een militair amfibievliegtuig, was een tocht naar Thursday Island en vervolgens naar het gebied van de Fly rivier een kwestie van meerdere dagen vliegen waarbij er van tevoren afspraken gemaakt moesten zijn over beschikbaarheid van brandstof. Ook de navigatie zou een groot obstakel zijn geweest. Het vliegen boven de jungle geeft weinig herkenningspunten waarbij alle rivieren op elkaar lijken en er geen betrouwbare kaarten waren van het binnenland.
Daarbij komt ook nog eens dat de inzet van een amfibievliegtuig voor civiele doeleinden zo bijzonder was dat dit uitgebreid in de kranten kwam. In het najaar van 1928 was dit op Nieuw Guinea twee keer het geval.
De ene keer ging het om een inzet van een militair toestel (model Seagull) waarbij een deels civiele verkenning werd gedaan van Nieuw Guinea. Deze verkenning vond plaats in augustus en september. Op de terugweg werd een tussenstop op Thursday island gemaakt om bij tanken. Alleen de tussenstop van drie uur haalde de kranten al.
De andere keer was een Amerikaanse expeditie op zoek naar suikerriet. De deelnemers aan deze expeditie en het bewuste vliegtuig (een speciaal expeditie vliegtuig dat per schip meereisde) vertrokken op 12 september van Nieuw Guinea en Violette kan ze onmogelijk tegengekomen zijn daar.
Het is uitgesloten dat Violette tijdens zijn 4 daagse verblijf in Sydney ook maar in de buurt van Thursday Island is geweest laat staan in Nieuw Guinea. Hiermee kan het verhaal wat Violette vertelde over zijn vliegtocht naar het Nederlandse gedeelte van Nieuw Guinea dus niet waar zijn.
Dit sluit goed aan bij het feit dat Violette de zaken soms wat mooier en groter voorstelde dan ze waren. Dit blijkt uit zijn interviews in de Australische kranten waarin hij zichzelf als een vastgoedmagnaat doet voorkomen met privejacht. Het past ook in het beeld wat ontstaat rondom zijn dubieuze vastgoed transacties in 1922 met de verkoop van woestijngrond als landbouwgrond aan Frans Canadezen.
Maar ook zijn Borneo expeditie in 1928 komt bij terugkomst in een heel ander daglicht te staan waarbij de investeerders een proces aanspannen vanwege fraude. Violette ontspringt de dans omdat hij eerder dan de anderen vertrokken was uit Borneo.
Op deze manier wordt duidelijk dat de twijfels die langzaam ontstonden tijdens het zoeken naar het Violettemeer in 1937 terecht waren. Zoals dat onder woorden werd gebracht door marinevlieger Douw van der Krap die in de zoektocht naar het Violettemeer een landing op een klein meertje aandurfde midden in het oerwoud.
Ook ingenieur P.F de Groot die de leiding had over de 3e expeditie van 1938/1939 schrijft in zijn evaluatie over het zijns inziens “onverdedigbare geloof hechten aan de op niets tastbaars berustende voorspiegelingen van Mr Violet”.
Wat opvallend is, is dat de directeur van Billiton die in 1934 overtuigd werd dat Violette zijn verhaal op waarheid berustte, deze overtuiging vast bleef houden tot na het mislukken van de Lorenz expeditie.
In 1938 rapporteert hij op de vergadering van de Raad van Commissarissen dat hij na een persoonlijk onderhoud met Violette, van mening is dat deze ter goeder trouw is en dat als er goud gevonden wordt buiten het Violette gebied, hij van mening is dat het Violette syndicaat hier ook deels van mag profiteren.
Meest waarschijnlijk heeft Violette bij het mislukken van het hardhoutproject in Borneo, geprobeerd om toch een slaatje te slaan uit deze ervaring en investeerders te zoeken voor een nieuw project. Zowel door als reisagent een luxe wereldreis aan te bieden naar een exotische bestemming waarbij hij zich richtte op vermogende particulieren . Maar ook door zakelijke investeerders te overtuigen van de kansen op het ontdekken van een nieuw goudmijn.
Wat vaststaat is dat Alfred Violette een ondernemer was met doorzettingsvermogen en grote overtuigingskracht. Feit en fictie lopen daarbij soms gevaarlijk dicht langs elkaar heen. Het Violette syndicaat was zijn doorbraak als speler op het internationale speelveld. Maar zijn inzet en claims konden niet verzilverd worden. Had hij gegokt en verloren ? Heeft hij op slinkse wijze een voorschot verkregen en daarmee zijn persoonlijke bankroet weten te voorkomen ? Wat zijn echte beweegredenen waren zullen we niet meer te weten komen. Maar dat zijn verhaal te mooi was om waar te zijn, dat staat wel vast.